Geschiedenis ’t Zand

De polder Zijpe werd in 1597 na 3 mislukte pogingen definitief ingedijkt en drooggelegd.

De eerste buurtschappen ontstaan bij de bruggen over de Grote Sloot (Burgerbrug, Sint Maartensbrug, Schagerbrug, Keinsmerbrug), in de Hazepolder (Nieuw Petten) en bij de zeesluis (Oudesluis). Later in 1733 wordt er ook gesproken over de Mennonistenbuurt, ’t Buurtje en de Pannenstolpen.

 

Het buurtschap ’t Zand wordt dan nog niet genoemd. In 1742 wordt in het Zijper Quohier geschreven, dat er tien huizen staan aan de Bosweg tussen Schagerweg (nu Stolperweg) en de Zijpse zeedijk. De bewoners van deze huizen zijn “Jan Gijse, vrouw en kint, arbeytsman; Willem Christijnse met twee kinderen, word gealimenteert (=kreeg bijstand); Cornelis Jansz Geus, vrouw, een kint en een knegt, sijnde een smit; Cornelis en Pieter Willemsz met een meyt, bijde wagenmakers; bij hen in woont Wijnand Rootjes, schoolmeester en collecteur (=inner belastingen); Cornelis Ariensz Broers en vrouw, marktschipper op Alkmaar, winkelier en bierstal, rijd paart en sjees; Aldert van der Meulen, vrouw en drie kinderen, een knegt en meyt, hospis (=herbergier) in ’t Alkmaarse Wapen, rijt paart en sjees; Dirk Mars, een kint, knegt en meyt, rentenier, boer en schipper van de Zander jaagschuyt; Johannes Constant, timmerman; Cornelis Schoenmaker, vrouw en kint, schoenmaker; de weduwe van Cornelis Jansz, bij haar is komen inwonen Claas Cornelisz, vrouw en drie kinderen, timmerman.” tenslotte staat er nog “alhier op het Zant staat nog een huis zonder nummer, daarin woont de weduwe van Louris Reyersz Groet en een kint.”
Hier wordt voor het eerst het buurtschap met de naam ‘het Zant’ aangeduid, tweemaal zelfs: ‘de Zander jaagschuyt’ en ‘alhier op het Zant’.

Omstreeks 1770 reisde tekenaar Pieter van Cuyck naar Texel. In een brief schrijft hij ondermeer: “Van Schagerbrug vaart ook een trekschuitje, hetwelk u in een uurtje brengt door de Zijpe tot eene herberg, het zand genoemt, waar des morgens ten negen, en des namiddags ten twee uren een bolderwagen in twee uren naar Helder rijdt.”

Jagerslust

Op de plek waar nu de kerk staat stond in 1665 al het buiten Jagerslust. “In 1762 heet het een ‘Buitenplaats’ genaamd Jagerslust, met zijne herenhuijzinge, plantagie en een boerenwoning, met ruim 25 morgen land, alsmede de watermolen en molenaarshuisje, staande op het genoemde land, gelegen aan de Bosweg op het Zand, t.o. de herberg ’t Wapen van Alkmaar”.
Dit buiten werd in 1762 gekocht door Frans Jongerling, herbergier van het tegenover de buitenplaats gelegen Wapen van Alkmaar. Herberg en buiten werden samen een vermaarde uitspanning voor reizigers van Alkmaar naar Nieuwendiep. De tocht ging per trekschuit uit Alkmaar, via Schagerbrug naar ’t Zand, waar men kon overstappen op de paardenkoets naar Nieuwendiep. Regelmatig bleven reizigers echter overnachten, Jagerslust was hiervoor ingericht.

 

Noord-Hollands Kanaal

Door het graven van het Groot Noordhollands kanaal werden de wegen in het westen van de Zijpe ‘doorsneden’ en net als bij de Grote Sloot ontstonden op de kruispunten van weg en water buurtschappen. De Keinsmerweg was doorsneden, maar de verbinding werd gemaakt door het leggen een vlotbrug. In de buurt van de brug werd weldra het ene na het andere huis gebouwd. Op de westelijke kanaaldijk werd de Rijksweg van Alkmaar naar Nieuwediep aangelegd. ‘Het Zand in de Zijpe’ groeide door tot een dorp. In 1864 was de bevolkingsgroei zo groot, dat het bisdom het verantwoord vond er een R.K. kerk te stichten, in 1880 gevolgd door een R.K. school.

De nieuwe bewoners waren behoorlijk ondernemend. In dit verband zijn de namen te noemen van de families De Wit, Kruijer, Van Beusekom, Ligthart – zij richtten hier een ballastplaats in voor zeeschepen die uitgingen of namen deel in de grote jagerij voor schepen, die de eerste tijd getrokken werden door paarden. Later werd de sleepdienst overgenomen door krachtige sleepboten. Voor de paarden en de jagers bleef toen het vervoer van enorme houtvlotten over. Deze vlotten met Noors hout kwamen in het voor- en najaar langs op weg naar de Zaan voor de houtzagerijen.

’t Zand werd het eerste station buiten het Nieuwediep, waar grote vaartuigen konden worden vastgelegd aan de ballastplaats. Regelmatig waren er diverse buitenlanders in het dorp te vinden. Het was dan ook niet bijzonder, als mensen bij het wisselgeld in de winkel pfenningen, öres of pences terugkregen.

Als er een groot schip in zicht kwam trokken de kinderen het tegemoet om te kijken of het een Hollander, een Engelsman, een Deen, Noor of Zweed of zelfs Rus of Amerikaan was. Ze liepen met het schip mee tot buiten ’t Zand, bijna altijd het liedje “Piet Hein” zingend. Als beloning werd er dan vaak iets, scheepsbeschuiten e.d., van het schip op de wal gegooid.

Het hoofdmiddel van bestaan bleef lang de landbouw, maar na 1890 ontwikkelde zich enkele timmer- en kaasfabriekjes langs het kanaal. Rond de eeuwwisseling bezat ’t Zand een station van de paardenposterijen.

 

Groei

In 1840 telde ’t Zand 139 inwoners, in 1870 al 453 en in 1890 504 binnen en 355 buiten de bebouwde kom. In 1920 wordt het aantal van 636 genoemd, dat zal dan binnen de bebouwde kom zijn. Op 1 januari 1996 woonde 28% van de Zijpenaren in ’t Zand: 2447 van de 8695. Daarmee was ’t Zand het grootste dorp van de Zijpe geworden.

 

Vlotbrug

De huidige karakteristieke vlotbrug in het Kanaaldorp stamt uit 1949. Daar ging echter al een geschiedenis aan vooraf. Bij de aanleg van het Noord-Hollands kanaal in 1824 was het moeilijk en heel duur om ophaalbruggen te maken die vijftien meter konden overspannen, laat staan de 37 meter die het Noord-Hollands kanaal breed was. Die breedte had het kanaal omdat bepaald was dat een linieschip (marine) en een grote koopvaarder elkaar moesten kunnen passeren. Men wilde met pontjes gaan werken, maar dat stuitte op grote bezwaren van de Zijpenaren: teveel tijdverlies, ‘s nachts was bij zwaar weer de pontschipper van de overzijde niet uit zijn bed te krijgen (hij hoorde je gewoon niet), bij vorst of storm zou men niet naar de kerk kunnen en het zou onmogelijk zijn voor de mensen ten oosten van het kanaal om de Hondsbossche bij gevaarlijk weer te hulp te schieten. Dus werd uiteindelijk gekozen voor het systeem van de vlotbrug, dat simpel en doeltreffend was. Aan weerszijden van het kanaal werd daartoe een vast bruggedeelte gebouwd dat enkele meters het water in stak. Tussen deze min of meer vaste brugdelen dreven twee vrij lange vlotten, dicht bij elkaar gehouden. Als er een schip door moest werd de verbinding los gemaakt en werden de vlotten onder de vaste brugdelen getrokken. In 1922 werd echter de draagkracht van de vlotbrug in ‘t Zand te gering, waarop ijzeren drijfkisten voor versterking gingen zorgen. In 1949 werd deze brug vervangen door de huidige pontonbrug.

 

bronnen:

Zijper Courant, 20 december 1924
Zijper Historie Bladen, april 1984
Zijper Historie Bladen, maart 2008