Laatste dag

Dag 9
Vandaag laatste daggie quarantaine. Morgen komen we “vrij”.
Ik kreeg een flashback naar 10 jaar terug.
10 Jaar terug was ik dus 10 jaar jonger.
10 Jaar dommer of noem het minder levenservaring.
10 Jaar terug was ik ook ziek. Behoorlijk ziek.
Mijn schildklier was zo ontzettend op hol geslagen dat mijn lijf echt niet meer functioneerde.
Zie het alsof de thermostaat van je lichaam te hoog staat. Je hele stofwisseling ligt overhoop.
Mijn lichaam draaide met alles op volle toeren.
Ik had het letterlijk ontzettend warm.
Mijn hart klopte in ruststand als een razende te keer.
Ik verloor in rap tempo gewicht omdat ook mijn spijsvertering versnelde.
Mijn spieren trilde en waren verslapt.
En ik was in en in moe door mijn verstoorde nachtrust en mijn lijf die continu overactief was.
Kwam moeizaam uit mijn woorden. Zei geen boe of bah. En zelfs voor mijn meiden kon ik niet zorgen.

Net een paar maanden en 2 jaar oud waren zij toen.
De jongste droeg ik zittend de trap af en de oudste, zo klein als ze nog was , liet ik zoveel mogelijk zelf doen.
Mijn moeder haalde mijn meisjes op en ik zat uitgeput op een stoel vanachter het raam te kijken hoe ze weg liepen.

Toen bleek dat er onvoldoende resultaat werd bereikt met schildklierremmers, werd er gekozen voor een behandeling met radioactief jodium om een deel van de schildkliercellen te vernietigen.
Omdat je met name jonge kinderen en oudere mensen kon schaden met de lichte radioactiviteit waaraan je ze blootstelt als je met ze in contact komt, moest ik in isolatie in het ziekenhuis op een daarvoor apart ingerichte afdeling in een aparte kamer.
Je kwam bij deze kamer via een sluis door 2 zware loden deuren. De kamer was ingericht met een bed, een tafeltje en krukje, en een grote rode medische stoel in de verste hoek van de kamer.

Er kwam een man naar mijn kamer geheel gekleed in wit pak met een ijzeren kinderwagenkarretje voor zich uit duwend. Alsof hij een maanlandschap ging betreden.  Met carnaval had hij een medaille gewonnen. Op het karretje zo’n geel/zwart radioactief teken. Hier toverde hij met een lange grijpstok een capsule uit welke ik in mocht nemen als de man de kamer verlaten had. Hij trok de zware grote deur met een plof achter zich dicht en ik slokte de capsule met een groot glas water achterover.

Vanaf toen zat ik daar “opgesloten”. In quarantaine in een kamer met een raam uitkijkend op de ingang van het ziekenhuis bij wijze van tijdverdrijf.  Van huis mocht ik nauwelijks iets mee nemen omdat alles wat ik mee de kamer in nam daar moest blijven en vernietigd zou worden. Waardoor ik dus mijn meest oude en versleten seksloze kleding-set onder uit de kast had opgedoken.
Ik prikte  de uitgeprinte foto’s van mijn gezin op het prikbord. Mijn meiden waren toen 5 maanden en net 3 jaar. En ik miste ze intens.

Gelukkig waren er de wereld kampioenschappen voetbal welke ik iedere dag op tv keek…..als ik verbinding kreeg met de juiste zenders.
En lag er een puzzel van 1000 stukjes waar ik mij aan waagde. Toen dus ook al een leuk tijdverdrijf. Maar hoe frustrerend is het dan als blijkt dat stukje nummer 1000 kwijt is.

Mijn eten kreeg ik op een plastic weggooibordje met een plastic vork welke afbrak in de net even te koud geworden harde piepers zonder jus. Als de intercom ging hoorde ik “mevrouw van Diepen wilt u alstublieft op de rode stoel plaats nemen” . Dan wist ik dat de deur op een kier zou gaan en er een hand om de hoek zou verschijnen die mijn bordje op de plank naast de deur zette.

Het verplegend personeel begon mij na dag 2 te vergeten.
Mijn oke-ik-druk-toch-maar-op-de-knop-om-te-vragen-of-ik-een-bakkie-koffie-mag koffie was lauw en zonder melk. En de paracetamol tegen de enorme hoofdpijn kreeg ik de volgende ochtend bij mijn-oh-ja-hier-zit-ook-nog-iemand-ontbijt.

Ik zat daar, helemaal alleen met een tv, gebroken vork, koude koffie en mijn zuurtjes van thuis. (om mijn speekselklieren actief te houden omdat de radioactieve slok deze “dicht slibt”) dus mijn smaak verdween.
Ik hield mij vast aan de bewegende poppetjes beneden op straat. Het schuiven van een stoel in de ruimte naast mij.

Na 4 dagen kwam de man in het witte pak weer maar nu met een apparaat op een stok om de radioactiviteit te meten in mijn lichaam. De piep sloeg hard uit. Ik leek nog altijd een lopende kernreactor. “U mag nog niet naar huis mevrouw.”

Ik kreeg telefoontjes van familie en vrienden, zwaaide naar bekende medewerkers beneden op de straat, en las de post die ik later achter moest laten. Maar voelde me verdomd alleen.

Na ruim een week mocht ik het ziekenhuis verlaten. Ik kreeg geen hand van het personeel. Zelfs geen elleboog of boks. Ook mocht ik nog niet naar huis, want contact met jonge kinderen moest ik vermijden. Dus reisde af naar het op dat moment door vakantie leegstaande huis van mijn schoonvader in Kampen om de laatste week uit te zitten in vrijheid máár op twee meter afstand van mijn medemens.

Dan zat ik er nu toch veel beter bij bedacht ik mij. Samen met mijn gezin, op 1 ½ meter afstand, maar bij mij. En in ons eigen huis. Met zachtgekookte piepers met jus en warme koffie. Hulp van alle kanten via de post, de app, door het raam. Boodschappen, bloemen en tekeningen op de stoep. Even zwaaien. De smaak is alleen bij manlief verdwenen dus bij mij extra kilo’s erbij. En een boks of elleboog is toegestaan. En zo blijkt maar weer, samen staan we sterk. En zoals eerder gezegd, het kan altijd erger. Morgen gaan wij er op uit. Terug naar het nieuwe gewoon.

Blijf gezond en voor iedereen een

ps, wat wij vanavond eten?

Heb jij ook nieuws? Mail het aan redactie@tzand.info